Gansch: ‘Heb jij het boek Aanwezig / Being There van Kosinsky gelezen? ‘
Tock: ‘ Neen, maar ik heb de film gezien met Peter Sellers als Chancy Gardner. Meesterlijk. Aan het eind neemt ‘ie de bijbelwonderen nog eens expliciet op de hak, maar op een ludieke wijze.’
Gansch: ‘ Niet verraden! Laat de jongelui het zelf zien.’
Tock: ‘Je hebt gelijk. Hoe kom je nu op Aanwezig?’
Gansch: ‘Vanwege het hilarische en treurige verhaal over dat bos bij Kampen. Ik ken die omgeving goed, want ik heb daar mijn puberjeugd én middelbare schooltijd doorgebracht. Ik lees het allemaal nog steeds met veel plezier terug in de Anton Wachter van Simon. Met veel liederlijke drankfestijnen met de leerlingen van de Theologische Hogeschool aldaar. Die hadden de traditie om ieder jaar een piano uit het raam te kieperen. Als ik me goed herinner, van drie hoog. Ik heb daar geloof ik zelfs twee keer aan meegedaan. Vette partij! Zover ik weet, is er nooit iemand bij om het leven gekomen. Da’s ook niet zo verwonderlijk natuurlijk, want ze occupeerden zich tenslotte met de godgeleerdheid. Nu heten ze trouwens studenten en is die hogeschool geupgrade tot universiteit.’
Tock: ‘ Ach ja, het onderwijs. Wat daar al niet aan upgrading werd en wordt verhapstukt. Op dat onderwerp an sich zou je kunnen promoveren, met een hele dikke dissertatie. Een dissertatie wordt tegenwoordig per kilo beoordeeld, dus dat is kat in het bakkie. Alle bewindslui die de afgelopen decennia voor ons Onderwijs verantwoordelijk waren, horen wat mij betreft voor een Tribunaal gesleept te worden. Het huidige duo Jut-en-Jul niet in de laatste plaats.’
Gansch: ‘ Helemaal mee eens. Alleen: daarmee draai je de aangerichte verwoesting niet terug. Die averij is onherstelbaar en dat merken we steeds duidelijker.’
Tock: ’ Welk normaal mens zou je kunnen tegenspreken? Je leest bijvoorbeeld om de haverklap dat deze of gene opiniemaker het heeft over een blik leraren opentrekken, of een krat politieagenten of een doos zorgpersoneel. Dat kan natuurlijk niet, want voordat je een beetje docent hebt opgekweekt – vroeger gebeurde dat op Kweekscholen – ben je jaren verder, terwijl we nu al minstens drie generaties systematische sloop achter ons hebben. Zo’n ad-hoc-oplossingsgerrichtheid bij opiniemakers is op zich een bewijs van het krakkemikkige onderwijs dat ook zij blijkbaar genoten hebben. Ze hebben niet leren nadenken. The chickens come home to roost.
Weet jij dat ik een Ina Damman heb gekend? In het echt en in levende lijve – een mooi lijf trouwens. En een heuse Murk, ook, maar dan niet Tuinstra maar Bergstra. Met diens zus, eh, maarre, Aanwezig …?’
Gansch: ‘ Spannend. Ik heb een Marie van den Boogaard gekend, en bekend. Met meer dan twee óóóó’s! kan ik je verklappen. Met een bis!
Ja. Hier, heb je dat artikel over het bos bij Kampen. Lees maar even. Hoe vaak ik niet die IJsselbrug ben over gelopen of gefietst. Ik heb ook nog even bij Van Dijks Boekhuis gewerkt. In de vakanties.
Als het klopt waar hier staat, dan is het een complete metafoor voor wat er in de Nederlandse politiek gebeurt. De tuinman Chance uit het boek van Kosinsky is on the loose; hij is uit het boek gestapt, de politiek in verdwaald, daar is hij onvermijdelijk verloederd en aan lager wal geraakt, en nu sloopt hij de boel.
Dat met de exoten in dat bos bij Kampen klopt in het bijzonder. Als een zwerend vinger, zo klopt het! Ik bedoel natuurlijk de ongeregelde en ontregelende massa-immigratie. Het Grote Taboe, de etterende zweer waar niemand het over durft te hebben uit vrees voor racist, facist, xenofoob, enzovoorts te worden uitgekreten.’
Tock legt het artikel neer: ‘ Inderdaad een hilarisch verhaal, als het niet zo in- en in-triest was, maar dit met zo’n bos of park of iets vergelijkbaars, gebeurt tegenwoordig bijna overal in Nederland. Inclusief de blunders, die herhalen “ze” met een zekere wellust, zo lijkt het.
Veelal vindt zo’n opleuk-circus plaats in het kader van “city marketing.”
Een paar gladakkers-entrepreneurs bedenken een verdienmodel, meestal met enkele sleutelambtenaren ten stadhuize, en dan wordt de boel “onherstelbaar verbeterd,” om met Gerrit Komrij te spreken. De wethouders zijn overwegend komedianten, die zichzelf als passant zien en permanent op weg zijn naar een volgende uitdaging – de witte raaf niet te na gesproken.
Je weet dat de burgemeester en de wethouders worden betaald naar rato van het aantal ingeschreven inwoners? Wat ooit als een redelijke regeling werd ingesteld, is verworden tot perverse prikkel: hoe meer inwoners (“verdichting” noemen ze die intensieve mensenhouderij – denk aan de import van exoten), hoe hoger de wedden.
Daarom is er voortdurend getouwtrek tussen de politieke kongsis om de burgemeestersposten van de grote steden. Het is een ordinaire politieke markt.’
Gansch: ‘ Bestaat het beroep, de titel van “marktmeester” eigenlijk nog. Dat zou een soort rentmeester in het klein kunnen zijn. Sorry, die rentmeester komt opduiken vanwege mijn omgang met die leerlingen van de TH Kampen destijds. Gôh, da’s lang geleden.’
Tock: ‘ Zeg, “een vrouw bekennen,” dat is wel erg oud-testamentisch. Kampen heeft je niet helemaal onberoerd gelaten. Die bis met Marie vind ik wel wat opschepperig klinken.’