‘ De jongelui vonden de Engelse vertaling van Sloterdijk beter lezen dan de Nederlandse, maar desniettemin waren ze erkentelijk voor onze “samenvattende suggestie-vingerwijzing” dat het hele betoog draait om de constatering dat politieke partijen niet meer functioneren om de onvrede van kiezers om te zetten in effectief, bevredigend, beleid, in profijtelijke politieke actie. Sloterdijk haalt er van alles bij en dat maakt het moeilijk om tot de kern door te dringen: de huidige politieke partij werkt niet meer. Ze is verworden tot verdienmodel voor een kleine groep personen, en we kunnen stemmen wat we willen, maar er komen steevast dezelfde soort lieden aan de macht. Het systeem werkt nepotisme en cronyisme in de hand. “De particratie blijkt een regeringsvorm te zijn die niet direct aanleiding geeft tot opstand van de burgers, maar eerder onverschilligheid en afkeer van de politiek in de hand werkt. De instandhouding van de particratie is dan ook nauw verbonden met het cliëntelisme dat, ten koste van de ganse samenleving, welig tiert en zo de bestaansreden van de politieke partijen tracht te verantwoorden en te bestendigen.” ’
- ‘ Politieke partijen zijn al lang geen effectieve “woedebanken” (Sloterdijk) meer, die de woede, de onvrede, van het publiek, de burger, inzamelen en daarmee woekeren. Het enige middel (het referendum) dat daar, totdat er een beter systeem is opgetuigd, tijdelijk als tegengif voor zou kunnen dienen, is door de nomenklatoera afgeschaft en dat laat het volk zich mak aanleunen.
Hier op pagina 137 zegt Sloterdijk het expliciet en misschien het duidelijkste: “ [T]he specific nature of communism can only be understood according to its effective design, more a banking establishment than a military or bureaucratie entity. To dissolve this apparent paradox one needs to dismiss the prejudice that banks exclusively deal with monetary transactions. In reality the function of a bank consists in covering a much broader domain of phenomena. Analogous processes are present wherever cultural and psychopolitical entities such as scientific theories, acts of faith, works of art, political acts of protest, and so on are accumulated. Once a certain degree of accumulation has been reached, they are transformed from mere treasure to capital. If one concedes the existence of a nonmonetary system of banking, it becomes understandable that banks of a different kind, as collection points of affect, can operate with the rage of others just as well as monetary banks operate with the money of their customers. By doing just this, they relieve their clients of the difficulty of having to take their own initiative, while nevertheless promising gains. What in the one case are monetary capital gains are in the other case thymotic premiums.”
Je kunt de bankenmetafoor doortrekken naar de bankiers als ladenlichters en gauwdieven die banken failliet laten gaan door onverantwoordelijk of ondeskundig beleid, net als politici dat doen met het politieke bestel.’
‘ Goed dat je Hobsbawm met de vakbonden erbij hebt gehaald, want vakbonden vervulden een ongeveer vergelijkbare rol en functie als politieke partijen, al organiseert een vakbond zijn clientele meer volgens het gilden-principe, dus naar beroepsgroep. Ook de vakbonden zijn geatrofieerd en verloederd.’
- ‘ Volgens mij heeft Antonio Gramsci het idee van de vakbond als een soort van politieke partij het eerste gelanceerd, maar dat maakt niet uit, het gaat om het principe van organisaties die bepaalde politieke wensen en verlangens kunnen en willen vertalen en transformeren naar beleid dat aansluit bij de wensen van de burger-kiezer, die op zo’n club stemt. Die burger gaf de partij vroeger een mandaat, geworteld in het vertrouwen dat die partij de belangen van de burger te goeder trouw zou vertegenwoordigen en naar beste weten en kunnen behartigen. Dat is niet langer het geval. Tegenwoordig voorziet de burger door te stemmen, een partij hooguit van een alibi, zonder al te veel fiducie dat de partij daar te goeder trouw mee zal omspringen. De burger en de politici zijn medeplichtig aan het in stand houden van een “schijnvertoning,” een politieke poppenkast, die enkel als apaiserend ritueel fungeert.’
‘ Die voodoo-alibi’s zijn een forse prijs voor een illusie, een fantoom-parlement, met komedianten en clowns. Vind je niet? Maar inderdaad, tegenwoordig gebruiken de meeste politici een politieke partij hoofdzakelijk om direct of indirect hun eigen belangen te behartigen en dat is automatisch de dood in de pot, zoals we steeds prangerder en aan den lijve ondervinden.’
- ‘ Uiteindelijk zal de wal het schip toch moeten keren, neem ik teminste aan, want dit kan toch niet tot in lengte der dagen door gaan? De nomenklatoera slaagt er weliswaar in de onzekerheid in de maatschappij in stand te houden, met name door de permanente instroom van exoten (die onmogelijk snel ingeburgerd, moreel en mentaal geacclimatiseerd kunnen worden – zo zij zulks al zouden wensen), in combinatie met op gezette tijden een virus-alarm of een oorlogsdreiging (pas op, want Putin komt eraan!), een financiële crisis, maar ooit zal de massa toch wakker moeten worden? Of niet?’
‘ Dat is zeer de vraag. Mensen wennen liever aan ongemak dan dat ze in opstand komen. Mw. Meloni heeft net weer een natte wind gelaten, door te verkondigen dat de Islam onverenigbaar is met de “Europese waarden.” En toen? Wat en waar zijn die waarden dan? Ja, jij lacht er smakelijk om, maar het is toch treurig!?’
- ‘ Ach, treurig, treurig. De complete politieke prutspoppenkast is toch van een permanente potsierlijke treurnis? Signora Meloni heeft weer even de media-aandacht, en daar gaat het maar om. Meloni is de reïncarnatie van de clown Giulietta Masina; sprekende gelijkenis, dezelfde intitialen en ook amper drie turven klein.’
Citaat uit Hobsbawm: Labouring Men (Ch. 10, p.211) (cursief in het origineel).
% citaat % ‘ General labour unions’ which enrol all classes of labour, irrespective of skill or occupation, have existed, at some time or other, in most industrial countries. In Britain, where they play a greater part in modem trade unionism than elsewhere, they have been permanently established in strength since the late 1880s. While ‘general unions’ have used many of the bargaining techniques of ‘craft’ unionism in the past, and have increasingly tended to adopt those of ‘industrial unionism’, they cannot wholly be analysed in terms of either of these classical divisions of trade union organization.
They have, in fact, fulfilled three quite distinct functions—often simultaneously. As ‘class‘ unions they have attempted to unite all workers against all employers, generally under socialist or revolutionary inspiration. As ‘labourers‘ ‘ unions, they have attempted to provide effective organization for workers incapable of, or excluded from, orthodox craft unionism. As ‘residual‘ unions, lastly, they have organized any body of workers not effectively covered by other unions (and some that were). Neither the first nor the third functions call for any special form of organization. % einde citaat %