gepost door Jerry Mager
op nelpuntnl.nl – 2014 september 10
‘Ieder spel heeft zijn regels. Zij bepalen, wat er binnen de tijdelijke wereld, die het spel heeft afgebakend, gelden zal. ……… De speler die zich tegen de regels verzet, of zich eraan onttrekt, is spelbreker. De spelbreker is heel iets anders dan de valsche speler. Deze laatste veinst het spel te spelen. Hij blijft den tooverkring van het spel in schijn erkennen. De gemeenschap van het spel vergeeft hem zijn zonde lichter dan den spelbreker, want deze laatste breekt hun wereld zelf. Door zich aan het spel te onttrekken, onthult hij de betrekkelijkheid en de broosheid van die spelwereld ….
Daarom moet hij vernietigd worden, want hij bedreigt het bestaan der spelgemeenschap.’
Johan Huizinga (1951/1938:39): Homo Ludens
Meursault is de hoofdfiguur in L’Étranger (gepubliceerd in 1942, in door Duitsland bezet Frankrijk) van Albert Camus (1913-1960; Nobelprijs Literatuur, 1957). Het verhaal speelt zich af in Algerije, dat destijds een Franse kolonie was. Meursault staat terecht omdat hij een Arabier heeft doodgeschoten: ‘ … j’avais tué un Arabe.’ Aan het slot van het verhaal hoort hij het doodvonnis tegen zich eisen en uitspreken, hij zal worden geguillotineerd: ‘ … omdat de president me in zonderlinge bewoordingen meedeelde dat ik op een plein onthoofd zou worden in naam van het Franse volk. / … le président m’a dit dans une forme bizarre que j’aurais la tête tranchée sur une place publique au nom du peuple français.’ Meursault omschrijft het guillotineren laconiek als: Het mechanisme vermorzelde alles ‘… men werd onopvallend gedood, met een beetje schaamte en veel nauwkeurigheid / ….. la méchanique écrasait tout: on était tué discrètement, aven un peu de honte en beaucoup de précision.’
Bij nader inzien, en achteraf bekeken, vind ik het apart dat het boek in Frankrijk kon worden gepubliceerd, want in het verhaal komt het Frankrijk van die tijd er bepaald niet genadig af. Camus portretteert vooral de Franse rechterlijke macht en de clerus op een uiterst onflatteuze wijze. Ik kreeg bij het lezen van deel II – Meursault zit dan in het gevang en heeft volop te maken met het justitiële apparaat – steevast de portretten van Daumier op het netvlies. De rechter van instructie die Meursault gedurende ruim elf maanden ondervraagt, is een godsdienstverdwaasde. Een ambtenaar die vermoedelijk tropenkolder heeft opgelopen en die niet helemaal fris is en zeker niet voor zijn taak geschikt. Waarschijnlijk stuurde ook het Franse gouvernement niet de beste krachten, niet de fine fleur, naar haar koloniën. Afdankertjes – dit zonder oneerbiedigheid jegens de betreffende persoon als mens te bedoelen.
Meursault heeft weliswaar een Arabier – een inlander – doodgeschoten, maar dat was in die koloniale context nauwelijks reden om als Fransman te worden gevangen gezet, laat staan te worden onthoofd. (Zie ook Ger Verrips, 44) De Franse justitie zit dan ook behoorlijk in haar maag met het geval Meursault. Het draait erop uit dat Meursault eigenlijk wordt veroordeeld omdat hij zich harteloos jegens zijn moeder zou hebben gedragen. Hij heeft op haar begrafenis bijvoorbeeld niet gehuild en hij wist niet hoe oud ze precies was geworden. ‘Qu’importait si, accusé de meurtre, il était executé pour n’avoir pas pleuré à l’enterrement de sa mère?’ De vermoorde Arabier komt nauwelijks nog ter sprake.
De wijze waarop de rechters, de aanklager en zelfs de advocaat Meursault het verdomhoekje in drijven, is boeiend om al lezende te reconstrueren: net als de inlanders heeft deze arme Fransman (a poor white, white trash, vermoedelijk un pauvre pied noir) geen ene bliksem in te brengen. Het koloniale staatsapparaat walst over hem heen. Het enige wat er van hem wordt verlangd, is dat hij het decorum helpt ophouden. En precies dat, vertikt deze Meursault. Hij zou niet eens weten hoe dat moest. Hij weigert het spelletje mee te spelen en is dus spelbreker. Als Meursault zich ergens aan schuldig maakt, dan is het wel aan spelbederf. De aanklager ‘verklaarde dat ik niets te maken had met een samenleving wier waarachtigste verordeningen ik verloochende …’ aldus Meursault. Door zijn gedrag en zijn taaluitingen, stelt Meursault de hypocritische dimensies, de schijnheilige veinzerij van de heersende maatschappelijke mores aan de kaak, en dat is (nog steeds) een halsmisdrijf. Zeker wanneer je de bolwerken van de juridische en religieuze instanties op de korrel neemt.
Ik denk dat Sam Dresden (63) dat bedoelt, als hij Meursault beschrijft als ‘een onschuldige vreemdeling die schuld draagt.’ Dresden acht Meursault niet onschuldig aan moord, maar volgens Camus – aldus Dresden – moet onschuld niet worden bezien als een morele categorie ‘en heeft geen waarde als graadmeter voor een goed of slecht leven, maar is een zijnswijze die zich in heel verschillende omstandigheden al dan niet voordoet.’ Ik parafraseer dit als wrong time, wrong place: Meursault was op het verkeerde moment op de verkeerde plek.
In L’étranger ‘wordt de onbetwistbare schuld van de moordenaar [ i.e. Meursault; jm] naar de achtegrond verwezen en verdoezeld door de veel evidenter schuld van kerk en rechterlijke macht.’ Meursault is niet in staat het (sociaal) vastgestelde spel mee te spelen en wordt dus effectief en meedogenloos te grazen genomen. Wat Meursault in feite en zijns ondanks doet, is de rechters en de kerk buiten spel zetten en dat is dodelijk, want die laten zich eenvoudigweg niet buiten spel zetten en zij maken korte metten met iedereen en alles die ook maar de schijn wekt hun absolute gelijk en onfeilbaarheid aan te vechten. Denk maar eens aan een vonnis (het geval Lucia de Berk bijvoorbeeld) of een fatwa (ook een soort vonnis, maar dan religieus), daar valt als individu nauwelijks tegen op te boksen.
Meursault wordt in de gevangenis genadeloos op zijn huid gezeten door vertegenwoordigers van het juridische staatsapparaat (rechters, aanklagers en advocaten) en het clericale establishment (de priester-aalmoezenier). Dit zijn immers bij uitstek de instituten die ervoor moeten zorgen dat de meute in het gareel blijft en daar zelf belang bij hebben. Daarnaast speelt de pers (tegenwoordig: de media) een belangrijke rol. Uit Parijs worden speciaal journalisten ingevlogen om de spraakmakende processen te verslaan voor het thuisfront.
Aanvankelijk zet Meursault het Franse establishment (en de lezer) op het verkeerde been door zijn mededeling meteen aan het begin: ‘Aujourd’hui, maman est morte’. Het gebruik van maman, in plaats van ma mère, doet in eerste instantie vermoeden dat Meursault is zoals wij. Dat hij in ieder geval bereid is te doen alsof hij van zijn moeder houdt op de voorgeschreven wijze en als bewijs daarvan de geëigende uitingen ten toon zal spreiden. Allengs wordt echter duidelijk dat Meursault inderdaad is zoals de meesten van ons vermoedelijk zijn, maar dan zonder het masker van de sociale conventies en dat is hele andere koek. Het is niet de bedoeling dat ons als huichelaars de spiegel wordt voorgehouden. Dat zal Meursault uiteindelijk moeten bezuren.
Dresden noemt Meursault ‘een lijdende figuur’ en ziet dat bevestigd in een latere uitspraak van Camus, die Meursault ‘de enige christus die wij verdienen,’ noemt. Na ettelijke herlezingen van L‘ Étranger, zie ik vooral een persoon die geweldloos (lijdelijk) verzet lijkt te plegen (Christus, Ghandi ….), en daarmee bij ‘de autoriteiten en het gezag’ als een rode lap op een stier werkt. Ze krijgen geen vat op Meursault, terwijl Meursault naïef denkt dat ze hem alleen niet begrijpen.
Zoals altijd wanneer ik zin heb me te ontdoen van iemand naar wie ik nauwelijks luister, leek het alsof ik met hem instemde.’
Albert Camus (vertaling, 2011:70): De vreemdeling
Misschien dat Camus, die als arme Fransman in Algerije werd geboren, met de moedermelk in kreeg gegoten dat inlanders (hij was tenslotte een arme pied noir, met ongeletterde ouders) niets konden uitrichten tegen de koloniale overheersers en dat lijdelijk verzet het enige was dat hen eventueel restte. Un homme révolté dus, maar dan als natuurlijke houding en zonder het vooropgezet doel dat te zijn. Maar dit is speculatie. Ik zal ongetwijfeld nog op, andere, nieuwe interpretaties komen, want L’Étranger levert bij iedere lezing onherroepelijk verrassende nieuwe gezichtspunten op.
Meursault wordt aanvankelijk bij Arabische gedetineerden opgesloten. Waarom? Een Fransman, tussen inlanders? ‘Ze lachten toen ze me zagen. Daarna vroegen ze wat ik had gedaan. Ik zei dat ik een Arabier had gedood, waarop ze zwegen.’ Meursault is blijkbaar helemaal niet bang te worden gelyncht en vertelt gewoon de waarheid. Ook de Arabieren lijken helemaal niet aan lynchen te denken. Zo lagen de verhoudingen destijds immers. Zij leggen Meursault zelfs uit hoe die zijn mat moet oprollen om er een soort matras-met-peluw van te maken. Misschien hoopten de Franse autoriteiten dat de Arabieren Meursault zouden lynchen, dat zou Meursault in ieder geval in een slachtofferrol plaatsen en zijn moord op een inlander (zie je wel; het zijn beesten) enigszins rechtvaardigen. Allemaal speculatie. Voor hetzelfde geld gaat de redenering: gelijke monniken, gelijke kappen, op.
Pikant vind ik dat L’Étranger in het bezette Frankrijk van 1942, van de Duitse censor, in de persoon van de Sonderführer Gerhart Heller, een enthousiaste recensie krijgt. Heller – zo vertelt Verrips (49) – ‘las de roman in één ruk uit en belde Gallimard [de uitgever; jm] de volgende ochtend om te laten weten dat hij de verschijning van het boek als een grote gebeurtenis in de moderne literatuur beschouwde en medewerking zou verlenen om het benodigde papier te verkrijgen.’ Is het niet curieus, een bezetter, een étranger – dus ongeveer in een vergelijkbare positie als de Fransen in Afrika – die enthousiast is over juist deze roman.
Meursault denkt in verband met de guillotine aan de revolutie van 1789. Dat jaartal is vooral verbonden met de naam Emmanuel Sieyès (1748-1836) en luidt de emancipatie in van de ‘derde stand’ – le tièrs état (pamflet van Sieyès in 1789: Qu’est-ce que le tiers état? ). Het Franse klootjesvolk had er genoeg van louter als melkkoe voor de eerste (geestelijkheid) en tweede (adel) stand te dienen. Het vormt de opmaat naar de revolutie en luidt de overgang in van koninkrijk naar republiek. In de koloniale context van het verhaal is dit een brisant thema. Meursaults collega heet Emmanuel, net zoals Raymond dezelfde achternaam heeft als de moeder van Camus, namelijk Sintès.
Ik was al van plan om L’Étranger opnieuw te herlezen, toen ik een recensie zag in de New York Review of Books (5 juni 2014 – http://www.nybooks.com/articles/archives/2014/jun/05/camus-new-letranger/ ) van een nieuwe vertaling in het Engels door Sandra Smith. Smith vertaalde L’Étranger met The Outsider, hetgeen mij opnieuw bewijst dat het verhaal actueel blijft en zo mogelijk actueler dan ooit is. We delen onze werelden immers steeds sneller, harder en meedogenlozer in: insiders horen erbij, die mogen meedoen, outsiders staan buiten spel of worden buiten spel gezet. Terwijl we allemaal, als passanten op deze planeet, uiteindelijk vreemdelingen zijn. Vaak heel onwellevende botte vreemdelingen ook nog.
Met dwingende kaders en een beklemmend keurslijf van ‘rouw’ (voornamelijk geregisseerd door de media en uitgebuit door zowel de media als de politiek) kregen we afgelopen periode te maken naar aanleiding van de ramp met vlucht MH17 op 17 juli 2014.
Ook Verrips heeft het over vertalingen en Smith is zeker niet de eerste die Outsider gebruikt. In het Duits, zo meldt Verrips, bestaat een vertaling waarin étranger wordt vertaald als afvallige, Der Abtrünnige. Ik ken die Duitse titel niet, maar stel me voor dat afvallige verwijst naar een lezing waarin Meursault vooral als een nestbevuiler, een verrader, wordt gezien. Bovendien wordt ‘afvallige’ gebruikt voor iemand die van zijn of haar geloof is gevallen. Meursault laat zich niet onbetuigd wanneer het erom gaat van zijn on-geloof te getuigen. Dat Smith met haar vertaling (van de titel) de plank misslaat, kan ik niet beweren, omdat er legio lezingen van L’Étranger mogelijk zijn.
‘[T]he law is differently applied to Negroes and whites. It is well known that a Negro believed to have attacked a white woman is much more likely to be punished tha a white man who commits the same offense; it is only slightly less well known that a Negro who murders a another Negro is much less likely to be punished than a white man who commits murder. ‘
Howard S. Becker (1963:13): Outsiders
Ik blijf ‘de vreemdeling’ de beste vertaling vinden, maar ‘outsider’ klinkt allicht hoopvoller, omdat je dan immers ook ‘insiders’ kunt veronderstellen. Ik neig echter meer naar Julia Kristeva’s stelling, die beweert dat we allemaal een Meursault zijn, en dat we zelfs steeds meer Meursault worden. Ook bij de titel van Kristeva’s boek (1988) – Étrangers à nous mêmes – speelt de moeilijkheid van vertalen. We zijn en blijven vreemdelingen in onze respectieve eigen talen en zijn vaak zelfs daarin nauwelijks helemaal thuis en op ons gemak.
De Nederlandse vertaalster Irene Beckers koos voor: ‘De vreemdeling in onszelf.’ Die titel zou kunnen hinten op een bekende, naast de vreemdeling, terwijl ik in Kristeva’s titel sterker aanvoel dat we totale vreemdelingen (aan en voor) onzelf zijn.
Zowel Albert Camus als Julia Kristeva behoren, zeker in deze tijd, bijna tot de verplichte literatuur. Je hoort, leest en ziet immers nauwelijks nog iets of het heeft met vreemdelingen, nationaliteiten, identiteiten en paspoorten te maken.
Onze vervreemding betreft echter ook vervreemding van deze planeet. De winning van schaliegas is de meeste recente grove aanslag op de aarde, net als het massaal ontbossen en ontginnen van mega-gebieden ten behoeve van commercieel winstgevende monocultures. We schijnen intussen wereldwijd over een nucleair arsenaal te beschikken waarmee we ons melkwegstelsel enkele keren kunnen opblazen.
‘Ten aanzien van het vreemdelingenprobleem zijn de woorden, de moeilijkheden, ja zelfs de impasses van onze voorouders meer dan een geschiedenis; ze vormen een culturele afstand die bewaard en ontwikkeld moet worden, een afstand van waaruit primaire houdingen van afwijzing of onverschilligheid gematigd en veranderd kunnen worden, evenals de willekeurige of utilitaire beslissingen waarmee tegenwoordig de betrekkingen met vreemdelingen geregeld worden. Te meer daar wij allen bezig zijn vreemdelingen te worden in een wereld die wijder is dan ooit, veelvormiger dan ooit onder haar ogenschijnlijke eenheid van wetenschap en media.’
Julia Kristeva (1991:114): De vreemdeling in onszelf
Meer over L’ Etranger op:
http://www.jerry-mager.nl/?s=meursault
http://www.jerry-mager.nl/wp-admin/post.php?post=970&action=edit&message=1
Outsiders
….
All of us
adrift
swing
between anger
and regret
in the world’s
hot winds
until
the politicians
arrive to
tell us:
we want each and every one
of you to be proud
of who you are –
your identity
your race
your country
(though not quite
in this way)
the mouths
in parliament
in synagogues
churches
mosques
temples
need us to stay true
to the ideals they have for us
the dealers in smiles
…..
uit: Kelwyn Sole: Outsiders in: New Coin Poetry, June 2010, Vol. 46 Issue 1, p75.
https://library.osu.edu/literary-map-of-africa/authors/sole-kelwyn
LEZEN:
Albert Camus (2014/1942): L’Étranger / Paris: Gallimard / ISBN: 978-2-07-036002-4 (paperback)
Nederlandse vertaling van Adriaan Morriën (2011/1949): De vreemdeling / Amsterdam: De Bezige Bij / ISBN: 978 90 234 6257 6 (paperback)
Sandra Smith (2012): The Outsider / Penguin Classics / ISBN: 978-0-141-19806-4 (paperback) Op het internet zijn de Franse tekst en Engelse vertalingen te vinden
Emmanuel Joseph Sieyès of Sieys (1748 –1836),
http://nl.wikipedia.org/wiki/Emmanuel_Joseph_Siey%C3%A8s
S. Dresden (2000): Kanttekeningen bij een buitensporige figuur / in Raster nr. 90; 2000: 55-67 / Amsterdam: de Bezige Bij / ISBN: 90 234 1409 8
Ger Verrips (1977): Albert Camus: een leven tegen de leugen / Uitgeverij Balans & Uitgeverij Van Halewyck, Leuven / ISBN: 90 5018 35 4 (gebonden/gekartonneerd)
Julia Kristeva (1988): Étrangers à nous mêmes / Paris: Fayard / ISBN: 2-213-02177-5
Nederlandse vertaling door Irene Beckers (1991): De vreemdeling in onszelf / Amsterdam: uitgeverij Contact / ISBN: 90-254-6831-4 (paperback)
Howard S. Becker (1963): Outsiders: Studies in the Sociology of Deviance / London: Glencoe Collier-Macmillan / LCCC nr: 63-8413
Johan Huizinga: Verzamelde Werken, deel 5 / 1950, Haarlem: Tjeenk Willink & Zoon; Homo Ludens, zelfstandige uitgave 1974, Groningen: Tjeenk Willink / ISBN: 90 01 40904 0 (paperback)
link > Work In Progress