door Jerry Mager gepost op Nel > 26 april – 12 mei (2014)
“I see economics as a subdiscipline of the social sciences, alongside history, sociology, anthropology, and political science. For far too long economists have sought to define themselves in terms of their supposedly scientific methods. In fact, those methods rely on an immoderate use of mathematical models, which are frequently no more than an excuse for occupying the terraain and masking the vacuity of the content.”
Thomas Piketty (2014:573-74): Capital in the 21st Century“Die globale Liberalisierung, insbesondere der Kapitalmärkte, lässt eine höhere Besteuerung von hohen Einkommen und international mobilen Unternehmenserträgen als so unrealistisch erscheinen, dass über sie nicht einmal diskutiert wird.“ Im Westeuropa von heute ist nicht mehr der Nationalismus die gröβte Gefahr, schon gar nicht der deutsche, sondern der hayekianische Marktliberalismus.“
Wolfgang Streeck (2013:166,256): Gekaufte Zeit“I see the rentier aspect of capitalism as a transitional phase which will disappear when it has done its work. It will be a great advantage of the order of events which I am advocating, that the euthanasia of the rentier, of the functionless investor, will be nothing sudden, merely a gradual but prolonged continuance of what we have seen recently in Great Britain, and will need no revolution.”
John Maynard Keynes (1970/1936:376): The General Theory of Employment, Interest and Money
geld, vermogen = beschikkingsmacht
De Franse econoom Thomas Piketty waarschuwt in zijn boek Capital in the 21st Century (Engelse vertaling maart 2014) tegen de groeiende macht van geld-dynastieën, die vandaag de dag vooral ontstaan door de obsceen exhorbitante ‘beloningen’ van ‘supermanagers’ (315,334,378,417,298-300) en door accumulatie van geërfde vermogens (410-29), erfelijk kapitalisme, ‘patrimonial capitalism’ (173).
Tegenwoordig is de concentratie van mega-vermogens in handen van enkele superrijken, als politiek aandachtspunt veel belangrijker dan de vraag hoe je rijkdom zou moeten verdelen. Deze ontwikkeling voltrekt zich ongemerkt, hetgeen voor een belangrijk deel valt te verklaren uit het fatalisme en de machteloosheid waarmee wij inmiddels de bizarre miljoenen-remuneraties (‘beloningen’ en ‘salarissen’ zijn misleidende termen die doen voorkomen of dat vele geld altijd werkelijk verdiend wordt, alsof het iets met meritocratie uitstaande zou hebben) als vanzelfsprekend ervaren. Er valt nu eenmaal niets aan te doen dat bankiers en andere supermanagers die obscene bedragen toucheren, zo gaat dat nu eenmaal gewoon. Wie zouden verandering in die onwenselijke ontwikkeling kunnen brengen? De politiek zeker niet. Dat is intussen wel bewezen. Menig politicus lijkt zich te haasten om – meestal via haar politieke ambt, status en positie – zelf zoveel mogelijk geld binnen te schrapen om zo snel mogelijk tot de categorie nietwerkende rijken te gaan behoren. Sub-middelmatigen, die op een politieke post zijn geplakt, omdat ze als zetbaas en buikspreekpop uiterst bruikbaar en erg handig zijn. Het is dit slag politici dat de huidige situatie niet alleen heeft laten ontstaan, maar zelfs bevorderd. (Piketty, 138-39, 184-87)
Piketty reframed onze sociaal-politiek-economisch-financiële visie op de dagelijkse werkelijkheid. Omdat het steeds meer en steeds sneller om onvoorstelbaar grote vermogens gaat, is de concentratie van deze beschikkingsmacht (want daar gaat het natuurlijk om: geld vertegenwoordigt en belichaamt beschikkingsmacht!) in handen van een kleine groep mensen (of rechtspersonen, zoals bedrijven en organisaties), iets om goed op de radar te houden. Wie hebben deze grote vermogens in handen? Wat zijn de sociaal-economische-politieke mechanismen die deze concentratie van geld bij zo weinig personen, laten gebeuren? Wat doen die onmetelijk-rijken met hun beschikkingsmacht en wat zouden zij er allemaal mee kunnen doen?!
Politici dienen zich voortaan op de niet-werkende rijken te concentreren en niet al hun retorische aandacht en inspanningen te richten op de niet-werkende armen. Een derde-generatie niet-werkende superrijken is vermoedelijk riskanter voor een democratische samenleving dan een derde generatie niet-werkende uitkeringstrekkers. Waarmee niet gezegd is dat je werkwillige niet-rijken moedwillig van het werk zou moeten houden.
Het is niet het verschil tussen ‘gewoon-verdieners’ en ‘mega-rijken’ dat ons zorgen moet baren. Het gaat om puissant-rijken die het geld gewoon in de schoot geworpen krijgen. Niet omdat ze dat geld verdienden door intelligent en succesvol opereren, maar omdat ze het erfden (Piketty: ‘patrimonial capital’) of via vriendjes krijgen toegeschoven in een beloningstructuur die niets met verdienste heeft te maken. Deze hedendaagse tendens zorgt ervoor dat niet de meest-getalenteerden aan de top komen (zoals in een echte meritocratie), maar degenen die rijk geboren worden en over een netwerk beschikken waardoor ze automatisch almaar rijker worden. Zonder dat ze iets of veel voor al dat geld hebben hoeven doen. Dat moet ons een zorg zijn: geregeerd te worden door rijken, die over onze levens beschikken louter omdat ze rijk zijn en voor hun handelwijze aan niemand en niets verantwoording hoeven af te leggen. Vermogen (wealth) brengt namelijk beschikkingsmacht met zich mee, en om die beschikkingsmacht gaat het. De hamvraag luidt: wat doen die mega-rijken met die beschikkingsmacht die ze door dat vele geld hebben, hoe beïnvloeden zij de mondiale economie en wat doen ze met democratische beginselen, instituten en procedures? Met geld is immers ook politieke macht en invloed te koop. (Piketty, 335, The Rentier,Enemy of Democracy, 422; Streeck, 111-120)
“[I]n the United States, challenging the role of money in politics is necessarily revolutionary because bribery has become the organizing principle of public life. An economic system based on the marriage of government and financial interests, where money is transformed into power, which is then used to make more money again, has come to seem so natural among the core donor groups of both political parties that they have also come to see it as constitutive of reality itself.”
David Graeber (2013:122): The democracy project
eerlijk, helder, Heineken?
Wat er onlangs in de Beurs van Berlage gebeurde, tijdens een aandeelhoudersvergadering van Heineken, illustreert het ‘gelijk’van de Franse econoom Thomas Piketty eens te meer: Heineken top-managers kregen hun miljoenenbonussen, niettegenstaande het feit dat ze de gestelde doelen niet haalden. De commissarissen stelden de doelen simpel naar beneden bij: her-calibereren, noemen ze dat daar. Wat er bij Heineken gebeurde, beschrijft Piketty in hoofdstuk 9 (Ongelijkheid van inkomen uit arbeid) van zijn boek (304-35). 1) De Heineken-managers, met name twee ‘supermanagers’ Van Boxmeer en Hooft Graafland – genieten in de praktijk, de facto, de status van rentenier: zij krijgen immers grote sommen geld (salarissen + bonussen) zonder dat ze er een positieve tegenprestatie voor hoeven leveren. Ik vermoed dat zij door hun bonussen zelfs negatieve toegevoegde waarde genereren, omdat deze gang van zaken de gewone werknemers demotiveert, 2) Dat vele geld wordt ze toegestopt door soortgenoot-commissarissen die tot de medeplichtigen horen. Die functionarissen bezitten dus over een belangrijke beschikkingsmacht.
Ik citeer uit wat de Volkskrant (Wilco Dekker, VK 24.04.14) over de bewuste Heineken-aandeelhoudersvergadering schrijft: “De aanvaring in de Beurs van Berlage draait om het tussentijds versoepelen van de eisen voor twee langetermijnbonussen. Door de ‘moeilijke economische omstandigheden’ van vorig jaar zijn criteria nu al onhaalbaar, waardoor de bonus zou komen te vervallen. Doordat de raad van commissarissen de voorwaarden heeft afgezwakt houden topman Jean-Francois van Boxmeer en financieel directeur René Hooft Graafland nu kans op een miljoenenbonus, hoewel de oorspronkelijke prestaties niet zijn gehaald. Ook 750 senior managers in de 170 landen waar Heineken actief is, komen nog in aanmerking voor hun (lagere) bonus. De Heineken-top was bang dat deze 750 managers niet meer gemotiveerd zouden zijn om de ‘uitdagende doelen’ voor dit en volgend jaar te halen als ze toch geen kans meer maakten op hun extraatje, legde Heineken-commissaris Maarten Das (verantwoordelijk voor de beloning) de aandeelhouders uit. Ze zouden zelfs kunnen vertrekken. Daarom werden de eisen versoepeld. Heineken doet daarmee niks tegen de regels, aldus Das, want commissarissen mogen tussentijds ingrijpen in de beloning. ”
Lees eens terug: “Door de ‘moeilijke economische omstandigheden’ van vorig jaar zijn criteria nu al onhaalbaar, …” zegt Maarten Das. Dus luidt de conclusie: (ook) de positieve resultaten van een onderneming zijn (grotendeels) toe te schrijven aan bedrijfsexterne factoren waarop de managers geen invloed kunnen uitoefenen. Dus is het bonussysteem hoofdzakelijk een ideologische constructie (Piketty, 331-35) waarbij allocatiemacht de hoofdrol speelt: “In fact, it becomes something close to a pure ideological construct on the basis of which a justification for higher salaries can be elaborated.”
Meneer Das durft het nog over ‘regels’ te hebben terwijl hij gaande het spel die ‘regels’ gewoon verandert. Dan ben je toch niet helemaal van deze wereld. In feite krijgen deze managers geld toegeschoven dat wordt onttrokken aan het bedrijf, gewoon omdat ze topmanager zijn. Targets stellen niets voor, want die kunnen naar believen door commissarissen worden ge-hercalibreerd, zodat de bobo’s toch hun miljoenen binnenharken. Ze zijn de facto renteniers die parasiteren op het bedrijfskapitaal, hetgeen wordt gefaciliteerd door de medeplichtige commissarissen. (Piketty, 330-35)
geen klein bier …
Dit Heineken-voorval maakt een belangrijk aspect expliciet: de commissarissen hebben de beschikkingsmacht waarmee ze geld kunnen toewijzen (alloceren). Commissaris Maarten Das c.s. schuiven de ‘supermanagers’ (een term die ook Piketty gebruikt) Van Boxmeer en Hooft Graafland simpelweg miljoenenbonussen toe. Hoewel ze de gestelde doelen niet gehaald hebben. Deze beschikkingsmacht die is verbonden aan de functie van commissaris dient dus eveneens onder de noemer capital/wealth (K) gebracht te worden, waaronder Piketty vermogen(sbestanddelen) subsumeert. Door hun performatieve taaldaden creëren de commissarissen immers geld: ze ‘belonen’ supermanagers ongeacht hun prestaties. Men schuift elkaar het grote geld gewoon toe. De positie van supermanager garandeert een miljoeneninkomen, dankzij medeplichtige commissarissen. Thomas Piketty ziet het absurde en exhorbitante beloningssystemen bij grote bedrijven als de belangrijkste factor voor de groeiende inkomensongelijkheid wereldwijd.
Het is bijna onmogelijk om in een grote en complexe organisatie de bijdrage van een specifiek individu te bepalen. De obscene bedragen die zogenaamde topmanagers in de schoot geworpen krijgen, worden vastgesteld door commissies en clubs die bestaan uit soortgenoten die vergelijkbare bedragen binnenhengelen. Deze lieden draaien rond in dezelfde geldcarrousel. Piketty: “It is only reasonable to assume that people in a position to set their own salaries have a natural incentive to treat themselves generously, or at the very least to be rather optimistic in gauging their marginal productivity …” Je bent tegenwoordig topmanager, omdat je veel geld vangt en niet omgekeerd.
‘meritocratisch extremisme’
Deze term gebruikt Piketty (334) om te verklaren waarom bepaalde maatschappijen – en de US in het bijzonder – de behoefte lijken te hebben om bepaalde individuen als ‘winnaars’ aan te wijzen “and to reward them all the more generously if they seem to have been selected on the basis of their intrinsic merits rather than birth or background.” De perverse vorm luidt: winner takes all. Dit komt wat mij betreft neer op ‘meritocratisch fundamentalisme.’ Het individu dat alles kan inpikken is daarom alleen al een winnaar die het qualitate qua verdient aan de top te staan.
Hans Wijers, van D66: ongepast!
De termen ‘ongepast’en ‘disproportioneel’ waarmee Heinekens president-commissaris Hans Wijers de motie van afkeuring van de opstandige aandeelhouders diskwalificeert, geven een onthutsend inkijkje in ’s mans denkraam. Populair en duidelijk gezegd: die Wijers is het Noorden compleet bijster. De man is buiten zinnen. Ongepast! Wel ja. Nog even en iedere vorm van kritiek op managers, commissarissen en andere schrapers en harkers wordt tot majesteitsschennis of godlastering verklaard en strafbaar gesteld!
Een normaal, rationeel denkend persoon zou vandaag de dag kwalificaties als ‘disproportioneel’ en ‘ongepast’ gebruiken voor de miljoenenbonussen die deze managers krijgen uitgekeerd. Waaraan hebben ze die te danken? De onbeschaamdheid!
Deze meneer Wijers was van 1994 tot 1998 minister van Economische Zaken voor D66 in het eerste kabinet-Kok. Zou hij toen anders in elkaar hebben gezeten? Achteraf krijg je de rillingen bij de gedachte dat zo’n persoon aan de knoppen zat en dan ook nogeens onder een Wim Kok! Inkomensverdeling en politiek zijn immers de twee zijden van dezelfde medaille. Zouden de huidige ‘bewindspersonen’ anders in elkaar zitten?
De argumentatie van Maarten Das is wel een heel kinderlijke, hij zegt immers: 1) de managers kunnen de externe ontwikkelingen niet beïnvloeden – dus zouden ze ook geen bonussen hoeven op te strijken en 2) bonussen die zouden moeten dienen om prestaties te belonen, worden ook verstrekt bij het achterwege blijven van die prestaties en het verzaken van de bonusontvangers. Dan is er dus geen sprake van bonussen in de gewone betekenis, maar gewoonweg van gelegaliseerde diefstal van bedrijfskapitaal, want die managers krijgen die miljoenen altijd en automatisch, in feite net als renteniers. Piketty (335): “If executive pay were determined by marginal productivity, one would expect its variance to have little to do with external variances. In fact, we observe just the opposite: it is when sales and profits increase for external reasons that executive pay rises most rapidly.” Dit fenomeen heet ‘pay for luck’. En dan beweert Das ook nogeens met droge ogen dat die bollebozen weleens zouden kunnen weglopen als ze geen bonussen kregen. Dat maakt deel uit van de kongsi commissarissen van Heineken?! Je moet niet goed wijs zijn om aandelen Heineken te kopen, om bij Heineken te willen werken als normale werknemer, of om zelfs nog Heineken te willen drinken.
van ondernemen naar rentenieren
Ik vat twee centrale begrippen in Piketty’s betoog (47-55; 166-170) kort door de bocht en te simpel samen. Centraal in Piketty’s verhaal staat de verhouding tussen het totale Kapitaal (K) van een maatschappij en de geaggregeerde inkomensstroom (Y) in die maatschappij, K/Y = β. Daarnaast werkt Piketty met een tweede centrale ratio, die tussen rente op kapitaal (r) en de economische groei (g). Indien r > g (dus rente op kapitaal groter dan economische groei) en de K/Y ratio hoog is (dus totaal Kapitaal groter dan totale Inkomen) dan wordt de tendens sterk, die entrepeneurs / ondernemers de status en positie van renteniers verschaft, dat wil zeggen: inkomenstrekkers die sociaal-economisch improductief zijn. Ze brengen niets voort, genereren geen maatschappelijke toegevoegde waarde (“the ‘working’ rich”). In de Heineken-casus hebben de managers de gestelde doelen niet gehaald en toch krijgen ze de bonus. Omdat ze manager zijn.
concentratie van vermogen, i.p.v. inkomensongelijkheid
In Piketty’s boek treft dit aspect dat hij belicht mij het meeste: dat opeenstapelen van veel vermogen (en dus beschikkingsmacht) bij een hele kleine kongsi, die nooit voor dat geld gewerkt heeft en die allerlei vreemde dingen met dat vele geld kan uithalen waarvan wij de gevolgen te verduren krijgen. De rentenier als vijand van democratie? (Piketty, 422) Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat we dat als vanzelfsprekend accepteren. Dit gegeven op zich spreekt boekdelen over de macht en invloed die inherent zijn aan groot geld. Deze macht maakt het onder andere ook mogelijk de agenda van het publieke debat te bepalen (zie hieronder, bij Rupert Murdoch en lees David Graeber). Voor politici is het handiger, makkelijker en ongevaarlijker om aan niet-werkende armen te sjorren dan om te proberen geld bij de niet-werkende rijken af te romen.
Iets anders waarop Piketty onze aandacht vestigt, is de onnozelheid van de politici die de ingrijpende beslissingen namen (en nemen) waardoor de huidige situatie kon ontstaan, zonder te beseffen wat ze aanrichtten en aanrichten. Ook de Nederlandse senator Roel Kuiper noemt dit verschijnsel in zijn boek De terugkeer van het algemeen belang (bijv. op pp. 63, 106 en 114: “Het is inderdaad verbazingwekkend dat op de meetbaarheid van de effecten vanaf het begin niet nadrukkelijker is geanticipeerd.”)
Uit de reacties die inmiddels zijn losgekomen op Piketty’s betoog, zijn die welke de nadruk leggen op de wenselijkheid of onwenselijkheid van verschillen in inkomens en/of rijkdom/vermogen, de reacties die de plank het hardste misslaan. Misschien met opzet, heb ik steeds sterker de indruk, wordt de discussie gefocussed op dat bloedeloze thema van nivelleren/de-nivelleren. Om onze aandacht af te leiden van de hamvraag: hoe komt het dat een kleine groep lieden zúlke grote vermogens vergaren of bezitten – welke sociaal-politieke structuren en manipulaties zijn daaraan debet – en wat doet die kleine groep superrijken zoal met dat onmetelijke vermogen? Waarom werd bijvoorbeeld de Glass–Steagall Act die publiek en privaat bankieren scheidde, herroepen en waarom steunde de democratische president Bill Clinton die onzalige maatregel? Waarom werd in 2006 in Nederland zo maar, per ministeriële oekaze, de vaste rente voor pensioenfondsen losgelaten? Welke lobby’s zitten daar achter? Wie is er/zijn er beter van geworden (cui bono)? Op welke wijzen is dat gebeurd en gebeurt dat nog steeds?
Er is geen reden om jaloers te zijn op andermans rijkdom, om haar of hem die rijkdom te misgunnen, maar Piketty laat zien dat het intussen wel degelijk zaak is om goed in de gaten te houden en na te gaan hoe, op welke wijzen, die vermogens in handen van enkelingen terecht komen en wat de onbevattelijk-rijken met hun vele geld (kunnen) aanrichten. Denk maar eens aan rijkaards die een of meerdere gigabanken kopen of een media-keten aan hun verzameling toevoegen. Welke lobby-activiteiten ontplooien zij wereldwijd? Hoe beïnvloeden en bepalen zij de loop der dingen en in hoeverre beperken zij door en met hun geld onze speelruimte?
“Although under competition the probability that a man who starts poor will reach great wealth is much smaller than is true of a man who has inherited property, it is not only possible for the former, but the competitive system is the only one where it depends solely on him and not on the favors of the mighty, and where nobody can prevent a man from attempting to achieve this result.”
Friedrich Hayek (1944:102): The road to serfdom [mijn cursivering; jm]
ruif-rauzen door zogenaamde “supermanagers”
In principe bestaat er natuurlijk geen verschil tussen de bonus- en beloningencultuur bij Heineken en bijvoorbeeld de Nederlandse Spoorwegen, Zorg- en Onderwijsinstellingen, woningcorporaties, pensioenfondsen en de rest van al die semigeprivatiseerde en zogenaamd verzelfstandigde organisaties (ZBO’s of hoe ze ook mogen heten) die publieke goederen en diensten voortbrengen. Zie Piketty (416-18). De achterliggende gedachte en het doel zijn dezelfde: groot geld toeschuiven aan degenen die op de politieke managersposities worden geplakt, omdat dergelijke functionarissen immers ‘een stand hebben op te houden’ en het geen pas zou geven indien zij financieel de mindere zouden zijn van de erfelijke rijkaards. Bovendien zou het oneerlijk zijn tegenover de hoge regeringsfunctionarissen indien zij geen vermogen zouden kunnen vergaren terwijl rijke erfgenamen dat wel konden. Een bizarre redenatie, maar Piketty geeft hem, terwijl hij erbij zegt: “This kind of argument could well lay the groundwork for greater and more violent inequality in the future.”
Dergelijke bizarre organisatievormen en kunstmatig opgetuigde rechtspersonen zijn vooral instrumenten van nepotisme en cliëntelisme, waarmee onbeschaamd en openlijk uit de Staatsruif kan worden gerausd. Denk alleen aan het voortdurende circus rondom de monopolist Nederlandse Spoorwegen waar kunstmatig geforceerd het idee van concurrentie (met zichzelf) overeind gehouden wordt, omdat concurrentie nu eenmaal staat voor efficiency en kostendrukkend. Dit soort zaken verhoogt de publieke achting voor het politieke ambt en het vertrouwen in politici natuurlijk niet.
politieke verantwoordelijkheid
Het ontstaan van een soort “geldadel” is geen onafwendbaar natuurgebeuren, maar wordt politiek geregisseerd en gefaciliteerd. Paul Krugman in zijn bespreking van Piketty: “In particular, we now know both that the United States has a much more unequal distribution of income than other advanced countries and that much of this difference in outcomes can be attributed directly to government action. ” Ook de Duitse socioloog Wolfgang Streeck bijvoorbeeld, betoogt in zijn Gekaufte Zeit (2013) dat er onterecht steeds minder en veel te weinig belastingen worden geheven, zij het dat Europa er wat inkomensverdeling vergeleken met de VS nog steeds gunstig afkomt. Krugman: ” European nations in general have highly unequal incomes from market activity, just like the United States, although possibly not to the same extent. But they do far more redistribution through taxes and transfers than America does, leading to much less inequality in disposable incomes.”
“Inequality is undoubtedly more readily borne, and affects the dignity of the person much less, if it is determined by impersonal forces than when it is due to design. … While people will submit to suffering which may hit anyone, they will not so easily submit to suffering which is the result of the decision of authority. It may be bad to be just a cog in an impersonal machine; but it is infinitely worse if we can no longer leave it, if we are tied to our place and to the superiors who have been chosen for us.”
Friedrich Hayek (1944:106-07): The road to serfdom [mijn cursivering; jm]
Hayek bepleitte in feite een framing avant la lettre waardoor het grote publiek een ongelijke verdeling van vermogen als een natuurgebeuren (“impersonal forces”) aanvaarden zou. Net zoals er vandaag de dag – en van meet af aan – alles aan werd en wordt gedaan om “de Kredietcrisis” 1) als een onvermijdelijk gebeuren te framen met als directe tweede 2) het is de eigen schuld van al die sukkelaars die zoveel geld geleend hebben. Noch de bankiers, noch de toezichthouders, noch de politici, konden of kunnen iets aan deze rampzalige gang van zaken doen. Deze manier van framen neemt meteen een voorschot op herhalingen van deze naargeestige financiële constructen en opzetjes. We kunnen ons er maar beter tevoren al bij neerleggen dat onze pensioenen en spaargelden op ieder moment zo maar kunnen verdampen. Foetsj! weg, en niemand weet waarheen, terwijl er iedere keer enkele partijen bulkend van de centen uit de ellende te voorschijn komen. Net zoals het autonoom groeien van Europa op deze manier, zoals dat ons nu het door de strot wordt gewrongen, helemaal vanzelf plaatsvindt. We kunnen het proces dus maar beter legitimeren door braaf te gaan stemmen wanneer Brussel vindt dat dat moet en waarover Brussel vindt dat we mogen stemmen.
Piketty laat aan de hand van historische gegevens zien dat economische wetmatigheden geen autonome fenomenen zijn, maar dat patronen en regelmatigheden zijn waar te nemen die op politieke keuzen zijn te herleiden en door politiek handelen verklaard en beïnvloed kunnen worden. “Rather than indulge in constructing a moral hierarchy of wealth, which in practice often amounts to an exeercise in Western ethnocentrism, I think it is more useful to try to understand the general laws that govern the dynamics of wealth – leaving individuals aside and thinking instead about modes of regulation, and in particular taxation, that apply equally to everyone, regardless of nationality.” (445) “In particular, when growth is low and the return on capital is distinctly greater than the growth rate, it is almost inevitable (at least in the most plausible dynamic models) that wealth will become so concentrated that top incomes from capital will predominate over top incomes from labor by a wide margin.” (411)
“ The logic of r>g implies that the entrepreneur always tends to turn into a rentier.” (395) “The inequality r>g in one sense implies that the past tends to devour the future: wealth originating in the past automatically grows more rapidly, even without labor, than wealth stemming from work, which can be saved. Almost inevitably, this tends to give lasting, disproportionate importance to inequalities created in te past, and therefore to inheritance.” (378)
“The idea that unrestricted competition will put an end to inheritance and move toward a more meritocratic world is a dangerous illusion.” (424)
vermogen, kapitaal, beschikkingsmacht ….
Piketty’s betoog draait wat mij betreft om beschikkingsmacht. Beschikkingsmacht is belangrijker dan geld. Geld is een middel. Benoemingsmacht met betrekking tot functies die naast riante inkomens belangrijke beschikkingsmacht met zich brengen (financiële allocatiemacht), alsmede die functies (politieke posities zijn van die aard) als zodanig, dienen derhalve tot de assets te worden gerekend welke Piketty onder de noemer kapitaal/vermogen (capital/patrimoine = wealth) subsumeert. Vermogen vind ik daarom de beste term, omdat het behalve geld ook de-macht-tot betekent. Het ligt in haar vermogen om …. Betekent net zo goed: zij heeft de macht om ….. In de Heineken-casus ligt het in het vermogen van de commissarissen om managers geld toe te schuiven, ongeacht hun presteren voor de onderneming (om van de werknemers nog maar te zwijgen). Piketty (46-50) kiest ervoor om dit soort vermogen buiten zijn verhaal te houden. Ik vermoed onder andere omdat hij de provocatie en de dreiging die zijn betoog voor gevestigde denk- en handelwijzen toch behelst, niet al te groot wil maken. Een reframing, transformatie, moet immers niet al te sterk afwijken van de bestaande orde om enige kans op aandacht te kunnen maken.
Treffende illustraties van beschikkingsmacht die media-moguls bezitten en uitoefenen geeft David McKnight (2013/2012) in zijn boek Murdoch’s Politics, dat de veelzeggende ondertitel heeft: How one man’s thirst for wealth and power shapes our world. McKnight betoogt dat Murdochs media in belangrijke mate de politieke agenda bepalen, hetgeen in de praktijk neerkomt op een man – Rupert Murdoch – die bepaalt waarover wordt geschreven en gedacht (zie bijv. pp. 25-31: A uniquely powerful business). In zijn voorwoord bij dit boek schrijft Robert W. McChesney (xi): “Above all, Murdoch champions the elimination of indepent journalism. All the institutions that make for a credible modern democracy are in his crosshairs. … Murdoch himself is the poster child of crony capitalism: his empire is built on effective government-granted monopoly franchises such as broadcast licenses and copyright. His genius is as much knowing how to buy off and cow politicians for colossal privileges as it is mastering how to win in a competive marketplace.”
Tussen het ‘crony capitalism’ waarin Murdock c.s. floreren en de vriendjespolitiek bij de Heineken-managers en –commissarissen uit de hierboven gebruikte casus, bestaat geen principieel verschil.
Piketty’s verdienste is dat hij ter onderbouwing van de trends en tendensen die de kern van zijn verhaal vormen, massa’s (historische) gegevens gebruikt met behulp van tot dusverre on- en onderbenutte methoden en technieken. Degenen die hem gebrek aan theorie verwijten, moeten enkel even geduld betrachten. De theorieën die Piketty’s betoog kunnen staven en vice versa, zijn er al. Het vergt alleen enige tijd om de zaak te laten inzinken. Bovendien suggereert Piketty verklaringen uit en aan de hand van de sociale psychologie, de culturele antropologie en andere sociale wetenschapsgebieden, die economen vermoedelijk negeren, niet kunnen plaatsen, of zelfs niet zien, omdat het niet in hun frames voorkomt of past.
De Tweede Kamer heeft Thomas Piketty uitgenodigd uitgenodigd om zijn ideeën in een hoorzitting te komen toelichten. Dat klinkt deftig, maar het doet me denken aan de kortstondige flirt van Balkenende destijds, met de communitaristische denker Amitai Etzioni. Toen duidelijk werd dat Etzioni geen neoliberale gemeenschapsdenker was, waaide de liefde snel over. Krugman refereert in zijn bespreking van Piketty’s boek aan een uitspraak van Upton Sinclair: Het is moeilijk iemand iets te laten begrijpen, indien het inkomen van die persoon afhangt van zijn on-begrip (“It is difficult to get a man to understand something, when his salary depends upon his not understanding it!”) Ik vrees dat deze observatie bij voorbaat opgaat voor de meeste Kamerleden wat betreft het vertoog en de ideeën van Thomas Piketty – voorzover ze al tot begrijpen in staat zijn, natuurlijk.
* * *
http://www.scribd.com/book/216400504/An-Executive-Summary-of-Thomas-Piketty-s-Capital-in-the-Twenty-First-Century
LEZEN
Thomas Piketty (2014/2013): Capital in the Twenty-First Century / Cambridge, Mass., London, GB: Belknap Harvard UP / ISBN: 978-0-674-4300-6 (hardcover); uit het Frans (2013, Seuil) vertaald door Arthur Goldhammer
Review van Piketty’s boek Capital in the Twenty-First Century door o.a. Paul Krugman: Why We’re in a New Gilded Age in de New York Review of Books / May 8, 2014
Wolfgang Streeck (2013): Gekaufte Zeit. Die vertagte Krise des demokratischen Kapitalismus / Frankfurter Adorno-Vorlesungen 2012 / Berlin: Suhrkamp / ISBN: 978-3-518-58592-4 (hardcover) Het boek van Streeck moet met dat van Piketty worden gelezen: dezelfde ideeën zweven blijkbaar bij diverse wetenschappers rond, zonder dat ze het nog van elkaar weten.
“Gekaufte Zeit zeigt, dass der gegenwärtigen Situation etwas zugrunde liegt, das uns tief beunruhigen sollte: die Transformation des Verhältnisses von Demokratie und Kapitalismus.” http://www.mpifg.de/pu/books_wz/2013/wz_ws_2013-2.asp
Roel Kuiper (2014): De terugkeer van het algemeen belang. Privatiseringsverdriet en de toekomst van Nederland / Amsterdam: Van Gennep / ISBN: 978 94 6164 2622 (paperback)
Paul Kalma (2012): Makke schapen. Over volgzame burgers en vluchtige politiek / Amsterdam: Bert Bakker / ISBN: 978 90 351 3642 7
David Graeber (2013): The democracy project: a history, a crisis, a movement / New York: Spiegel & Grau / ISBN: 978-0-553-84098-8 (paperback)
David McKnight (2013/2012): Murdoch’s Politics. How one man’s thirst for wealth and power shapes our world. London: Pluto Press
Friedrich A. Hayek (1944): The road to serfdom / Chicago: University Press (Phoenix Books); London: Routledge (paperback)
John Maynard Keynes (1970/1936): The General Theory of Employment, Interest and Money / London & Basingstoke: Macmillan / SBN: 333 00942 8 (papermac)
LINKS (zie ook Links, rechterkolom deze site):
Le contrat social Milarepa Work In Progress Catch22