*
‘ Een lang citaat van Williams, omdat ik geen tijd neem het bondig samen te vatten. Curieus genoeg naar aanleiding van een artikel over de volksverlakkerij rond Schiphol [www.nrc.nl/nieuws/2023/11/18/twee-tegenslagen-maken-einde-aan-de-krimpplannen-voor-schiphol-a4181298?t=1700368610] en als opmaat naar de aanstaande verkiezingen / ‘verkiezingen’. Bovendien had ik Williams nog nooit op deze manier over politiek gelezen, maar ik ben absoluut geen Willams-buff. ‘
- ‘ Dat NRC-verhaal over Schiphol is omstandige apenkool. Wie die jengel gelooft, is er beroerd aan toe. In beide gevallen gaat het om broodjes aap, die nog altijd aftrek vinden bij het grote publiek en dat is misschien maar goed ook. Over de Schipholsoap merkte iemand onlangs nogal wijsgerig op – tenminste ik vond het nogal wijsgerig: “Misschien is het profijtelijker om de elite die het vliegen belobbied en de krimp van vluchten saboteert, juist méér te laten vliegen dan te proberen ze er via legale wegen vanaf te houden. Immers de kans dat ze effectief en definitief neerstorten, is vele malen groter dan de kans dat je ooit gelijk krijgt bij de rechter. Ieder exemplaar minder, is meegenomen.”
Daar zit best wat in. Vind je ook niet? En ik ben absoluut niet cynisch. Of degene die dit opmerkte cynisch was, weet ik niet, want ik ken haar niet en weet niet wie of wat ze was. Ze zaten in de trein achter ons, dus ik heb haar niet eens gezien.’
‘ Gôh, je zou me bijna inspireren – dat wil zeggen: indien ik me hierdoor zou dúrven laten inspireren – want dan zou ik kunnen bedenken dat de kans dat je middels verkiezingen van de betreffende lui afkomt, net zo gering is. Dus inderdaad: laat ze maar veel en vaak vliegen. Iemand die bijvoorbeeld MH17 in dit kader als een “opsteker” zou kwalificeren, dié zou je pas met recht cynisch kunnen noemen. Tenzij er alleen maar beroepspolitici in die kist zaten. Of zeg ik het nu verkeerd? Haal ik dingen door elkaar? Ik moest denken aan dat vliegongeluk in Polen, waarbij twee (?) presidenten (tweelingbroers?) omkwamen, of de helft, dus een broer. Dat zou ik moeten nazoeken. Verschrikkelijk, zo’n vliegramp, en dan met je tweelingbroer ook nog. Dat wens je niemand toe.’
- ‘ En anti-democratisch. Cynisch én anti-democratisch. Dat is toch (nog) geen tautologie, of een pleonasme? Want die lui zijn bij mijn weten allemaal democratisch gekozen. Meneer Harbers in ieder geval. Toch? Die heeft in zijn democratische hoedanigheid destijds toch ook dat convenant van Marrakesh getekend? Daar werd ‘ie tijdelijk staatssecretaris voor gemaakt, geloof ik (hij moest een gig verhapstukken, een klusje voor meneer Rutte klaren). Die gast is dus absoluut en gegrandeerd waterdicht-democratisch. Neen, dat zit wel snor.’
‘ Meneer Harbers heeft zijn klusje knap geklaard en hij is dan ook terecht beloond met een riantere verdienpositie: minister. Zo werkt het systeem. Politieke thermiek. Men valt vanzelf omhoog. We leven in een gig-economie. Die is door Klaus Schwab van het WEF persoonlijk ingesteld en gezegend. Je doet alleen nog maar klussen. Weet-je-niet? You will own nothing – nou ja, dat geldt voor ons, niet voor hen, want zij gebruiken alles – zoals bijvoorbeeld de vliegtuigen en Schiphol – zonder dat ze het zelf bezitten. Ze gebruiken het allemaal gewoon. Dan hoeven ze ook geen onderhoud en brandstof te betalen. Want zij doen dat allemaal in ons belang. Daarom verschaffen wij hen om de vier jaar een alibi. Als je het niet goed begrijpt, verwar je een alibi licht met een mandaat, daar komen “vertrouwen” en “legitimiteit” en “integriteit” en meer van die apekool bij te pas, en dan zit je echt in een verkeerd verhaal. Die concepten hebben niets van doen met het samenraapsel van gammele gigs dat als solide politiek en betrouwbaar beleid wordt verkocht, gesleten, aangesmeerd.
Meneer Pieter Omtzigt bijvoorbeeld, die haalt er nu ook “institutionele integriteit” bij en hij raaskalt over een “sociaal contract,” neen, die is echt van het padje af hoor. Wereldvreemd en niet van deze tijd, waarin politiek gangsterdom agio doet. Laat hem zich maar gauw bij de VVD van meneer Harbers melden.’
- ‘ Jáááháááá …. en bij de meneren Timmermans en Klaver natuurlijk, want die gaan over de politieke thermiek, via de opwarming van de planeet. Het klimaat hè. Het politieke klimaat vooral. Daar zorgen zij dan voor, met hun windturbines en hun zonnepaneelparken. Warme lucht stijgt op en dat is dus alleen maar goed en profijtelijk voor de politici. De virtuozen onder hen, zoals meneer Rutte bijvoorbeeld en ook een meneer Hugo de Jonge, die werken op een nóg hoger niveau, namelijk met gebákken lucht. Dus dat is héél erg hete lucht. Dat moet je echt kúnnen hoor.’
‘ Tja, je hebt altijd baas boven baas hè? Vandaar dat ze op globlabla-niveau véchten om meneer Rutte binnen te hengelen. Kunnen we die gup er niet toe bewegen om te blijven? Met een Nobelprijs bijvoorbeeld. Meneer De Jonge en Harbers die maken we Prins en Kroonprins Carnaval. Zullen we ervoor gaan lobbyen? En demonstreren en ons vastkleven? Het gáát tenslotte om de Democratie. Hoe kom je aan dat boek van David Wise, is het nog wat?’
- ‘ Het boek van Wise? dat heb ik uit een straatbieb gevist en jazeker, het gaat ook over democratie en over liegen door politici met en in de media, in Amerika. Richard Nixon die kon er wat van, luister, op bladzijde 258-259 lees ik: “ In a 1969 interview in The New York Times, [Roger] Ailes made no further mention of Nixon sleeping in closets. He praised the President as a man who knew television “cold,” adding: “I can talk to him in technical language and he knows it all. He can time himself perfectly, better than most newscasters. He won’t be more than a second or two off, if he knows he has to go one minute or two minutes. He’s like clockwork. He understands the medium better than any politician I know. Later Nixon hired his personal TV producer, Mark Goode, as a special assistant to the President and a member of the White House staff at a salary in the $35,000 range. Before becoming the President’s television director, Goode directed comedian Pat Paulsen and singer Johnny Cash on ABC-TV.”
IJzersterk toch? En diep triest tegelijk. Triest voor de Democratie bedoel ik. Het gebeurt in Nederland intussen ook, begrijp ik uit verhalen. Bij Talpa hebben ze (meneer Talpa en meneer Rutte, zo hoorde ik in een kroeg beweren) een deal gesloten: politici komen er “spontaan praten” in FI/VI of hoe het ook heet (met die oud-voetballers), en meneer Talpa heeft een duizelingwekkend riant contract om voor meneer Rutte & Cronies te werken aan digitale gezichtsherkenning en alles wat daaraan vastzit. Daarnaast mag meneer Talpa via de tunnels onder het Binnenhofcomplex (de Gaza-tunnels van Hamas schijnen er bij in het niet te verzinken) naar het torentje en verder bijna overal komen. Iemand als Peter R. de Vries zou zich erin vastbijten. Met gevaar voor eigen leven, uiteraard.’
‘ De cover met de pin-up, van het flutje van Robinson, die verwijst naar politieke pin-ups als Yesilgöz, Zeggelink met haar boeren-die-zich-verhangen, en vooral naar een mw. Alexandra Van Huffelen. Die heeft immers bij volle verstand tegen de wil en van de Kamer gehandeld, met het ondertekenen van een digitale deal die hoogstwaarschijnlijk bijdraagt aan onzalige maatschappelijke averij. Een perfide ondemocratische gig dus (“bijna a trick,” zei T.). Er zat een duo in de trein dat uitvoerig fantaseerde en speculeerde over de manieren waarop ze dergelijke gig-pigs in een thriller konden laten boeten (retribution) voor hun wandaden. In de stijl van een faction-thriller, die goed moest verkopen. Het werd steeds moeilijker om het pakkend en spannend te houden, vonden zij, omdat politici steeds vaker en op steeds aannemelijkere gronden werden geliquideerd of geliquideerd zouden kunnen worden. Bijvoorbeeld meneer Zelensky en misschien ook Netanyahu, die zouden binnen afzienbare tijd weleens ….. zo fantaseerden ze. Die bedierven eigenlijk de thriller-markt vonden zij. Het ging er ze om dat politici niet zondermeer scotfree weg konden komen met de onzindelijke dingen die ze “in functie” hadden verhapstukt en bekokstoofd. Maar hoe maak je het spannend – polonium was te ver gezocht en onder de bus duwen dat was ook zo wat. Een huurmoordenaartje op een brommer misschien? Een vergismoord? De liquidatie van Olof Palme vonden ze bijvoorbeeld weer wèl intrigerend, hoewel het er daar weer te dik bovenop lag dat het een politieke inside job moet zijn geweest. Als een geheime dienst het varkentje wast, is het niet echt spannend meer, want dan wordt zo’n moord per definitie nooit opgelost. Neem bijvoorbeeld alleen al de Nordstream pijplijn. De hele wereld weet wie het hebben gedaan, maar dat was het dan wel. De gevolgen voor landen en de burgers van de landen die worden gedupeerd door zo’n terreurdaad, zijn toch aanzienlijk. De retributie (aan wie te verrichten?) zou navenant moeten zijn. Een paar zetels verlies bij verkiezingen als “straf” valt dan ook als totaal disproportioneel buiten de context.’
- ‘ Over Tony Blair en Irak doen ook de nodige “retributieve” scenario’s de ronde, heb ik gehoord. Het intrigerende vind ik de verschuiving in de perceptie van politici door het publiek. Je kunt al aardig woordspelen met het begrip (sociaal) contract. To put a contract on a politician, bijvoorbeeld biedt op zich al nieuwe plot- en scenario-mogelijkheden, een nieuw terrein qua motivaties voor een liquidatie. Hou houd je het als schrijver aannemelijk dat je een politiek personage van het toneel laat verdwijnen, en hoe maak je dat voor de lezer toch verrassend?’
‘ Nou ja, het gaat toch ook om de verkoopbaarheid van dit soort narratieven in het politieke genre – zie het betoog van Bernard Williams – als het een gegeven wordt dat politici overal en altijd met hun guitenstreken en rekelbasterigheden wegkomen, is dat niet alleen slecht voor de democratie, maar ook slecht voor de nering van de artisten die hun brood verdienen met het opdissen, construeren van pakkende, liefst ijzingwekkende, verhalen-met-grote-verdien-impact over de personen of personages die op het politieke toneel tandakken. Het verhaal moet vooral verkópen!
Op het moment dat een politicus die als “volksvertegenwoordiger” is gekozen dan wel aangesteld, haar of zijn boekje duidelijk te buiten gaat, houdt zo’n persoon op met aanspraak kunnen doen gelden op de status van democratisch gekozen volksvertegenwoordiger. Fair game. Daarom dat het referendum als instrument zo nuttig is. Dat fungeert dan toch enigszins als een rem, die het frisse feit en de fatale fictie op organische – institutionele – manier uit elkaar zou kunnen houden. Dat neem ik liefst graag aan.’
……….. …………. ………………
*
‘ Enter the world of Claire, Cooper, and Robert as new alliances are formed, relationships are shattered, and feelings simmering under the surface are suddenly brought to light.
Can Claire survive the truth long enough for Robert to finally face retribution for his past? ‘
……… ……………. ……………..
Geredigeerd citaat – Bernard Williams (1996) (vet toegevoegd):
‘ [H]ow far does truth matter to politics?
If we were deeply participant citizens, then each of us would have an immediate interest in truth in politics. But we cannot all be, and few of us want to be, and in this situation the fact that our institutions of education and communication, in particular the nature of the media, are not well designed for the discovery and transmission of politically relevant truths may seem less to the point.
What they are better designed for, besides selling things, is certain kinds of entertainment. This might be seen, if charitably, as resting simply on a tacit agreement between the consumers, the providers, and those who shape the space in which the market operates that what is provided is most of the time concerned neither with truth or with politics.
But apart from the point that this is clearly an exaggeration, it is also too simple, since an important contribution to entertainment in many modern societies is made by what is supposed to be politics. Political leaders and aspirants certainly appear before the public and make claims about the world and each other. However, the way in which these people are presented, particularly if they are prominent, creates to a remarkable degree an impression that they are in fact characters in a soap opera being played by people of the same name. They are called by their first names or have the same kind of jokey nicknames as soap opera characters, the same broadly sketched personalities, the same dispositions to triumphs and humiliations which are schematically related to the doings of the other characters. When they reappear, they give the same impression of remembering only just in time to carry on from where they left off, and they equally disappear into the script of the past after something else more interesting has come up. It would not be right to say that when one takes the view of these people that is offered in the media one does not believe in them. One believes in them as one believes in characters in a soap: one accepts the invitation to half believe in them.
The world in which such characters exist is often thought to be a creation of television, and there is certainly a lot here that comes from television, with its disposition to make everything mediatedly immediate. But in itself the basic status of figures of this kind is as old as storytelling. It is the status of myth.
With regard to myths, when they are actually alive, questions of true and false are elided: indeed, one might rather say that in the most naive presentations of myth those questions are not even elided, since they had not come up in relation to these stories. It was something of an achievement eventually to raise them, as Thucydides did, when he started to work on the economics of the Trojan War. It is no accident, of course, that many myths have their origins remotely in what we would recognize as real events: some battles somewhere underlay the Iliad or the Chanson de Roland. The tale that is told, though certainly it is not presented by these poems as a piece of positivist historiography, is not presented as merely fictional either.
I mentioned earlier the idea that in self-deception there is a kind of conspiracy between deceiver and deceived, and in those terms there can be such a thing as collective self- deception. This applies to the representation of politics in our societies now. The status of politics as represented in the media is ambiguous between entertainment and the transmission of discoverable truth; and rather as the purveyor of living myth is in league with his audience to tell a tale into which they will enter, so politicians, the media, and the audience conspire to pretend that important realities are being seriously considered, that the actual world is being responsibly addressed. However, there is a difference. Those who heard the songs about Troy, when those conveyed living myths, were not at Troy, but when we are confronted with today’s politics, we are supposed to be in some real relation to today.
This means that in our case, more than with living myth, the conspiracy comes closer to that of self-deception, the great enemy of truthfulness, because the wish that is expressed in these relations is subverting a real truth, that very little of the world under consideration, our present world, is in fact being responsibly addressed. We cannot after all simply forget the need for our relations to that world to be truthful or give up asking to what extent our institutions, including the institutions of freedom, help them to be so. ‘
Bernard Williams (1996): Truth-Telling, Lying And Self-Deception || Truth, Politics, and Self-Deception || New School University (ISSN 0037-783X), Social Research, #3, 63, pages 603-617, 1996 fal