* Parkeer *
‘ Amos Oz stelt Asj meteen in hoofdstuk een aan de lezer voor: ‘Sjmoeël Asj was een jongen van een jaar of vijfentwintig, met een stevig postuur, hij had een baard, was verlegen, gevoelig, socialistisch, astmatisch en geneigd gemakkelijk enthousiast en snel teleurgesteld te worden. Hij had brede schouders, een korte, dikke hals, en hetzelfde gold voor zijn vingers: dik en kort, alsof bij elke vinger een kootje ontbrak. Uit iedere porie van zijn gezicht en hals groeiden onbelemmerd gekrulde baardharen die aan staalwol deden denken. De baard liep over in zijn woest krullende hoofdhaar en het gekrulde struikgewas op zijn borst. Vanuit de verte leek het altijd, zomer en winter, alsof hij helemaal verhit en bezweet was. Maar van dichtbij bleek, als aangename verrassing, dat zijn huid niet naar zurig zweet rook, maar de subtiele geur van babypoeder uitwasemde. Hij kon binnen de kortste keren opgewonden raken van nieuwe ideeën, mits ze scherpzinnig verwoord waren en iets paradoxaals in zich hadden. Maar hij werd ook nogal snel moe, misschien door zijn astma.’
www.timesofisrael.com/liveblog_entry/netanyahu-and-smotrich-say-fitchs-affirmation-proves-israels-economy-is-strong/
*
‘Het personage Asj is een dromer en dat is Smotrich in zekere zin ook, want hoe wil hij – hij en Netanyauhu en hun kornuitjes – het Grote Israël dat ze voor ogen staat ooit bevolken met kosjere ‘joden’? Zelfs indien ze alle ‘joden’ uit de diaspora zouden kunnen overhalen naar dat beloofde land van ze te verhuizen – en daar permanent hun tenten op te slaan – dan nog. Over hoeveel mensen heb je het dan? Tien maal de zeven miljoen Israëli van nu? Dat is dan zeventig miljoen. Desnoods zeven honderd miljoen, en toen? Zijn die allemaal zionist of op z’n minst zionstisch angehaucht? Moeten die die hele lap land bevolken? Eensgezind? Zonder Palestijnen die als heloten fungeren? Kom nou toch. Hoeveel van de huidige Israëli (en Palestijnen) zijn nog fris in de bol, na Gaza? Die trauma’s gaan generaties mee; het is een geestelijk zwaar gehavend zooitje, een moreel kreupele bende. Get yourself a life!‘
- ‘ Dat idee, die fata morgana, fungeert als een horizon die net als de echte horizon, terugwijkt als je ernaartoe loopt, maar het houdt de massa bezig, en dáár gaat het ze om. Veel interessanter zijn de andere dimensies aan de roman van Oz, bijvoorbeeld de bekering van Judas Iskariot tot Christen.’
‘ De roman van Oz kun je als faction lezen, dat vind ik wel. Neem nou deze passage uit de roman, die gaat over de bekering van Judas: Citaat uit Judas van Amos Oz, (2015, H 32) ISBN: 978 90 234 9239 9 || ‘De man die door de priesters in Jeruzalem gezonden was om de charlatan uit Galilea en zijn aanhangers te bespioneren en hen te ontmaskeren, werd zelf een vurig gelovige. Jezus’ persoonlijkheid, de warme, meeslepende liefde die hij om zich heen verspreidde, dat mengsel van eenvoud, bescheidenheid, hartelijke humor, warme intimiteit met ieder mens, samen met de morele verbeeldingskracht, de verheven visie, de intense schoonheid van de gelijkenissen die Jezus gebruikte, en de betovering van de grootse boodschap die hij verkondigde, veranderde de rationele, nuchtere, sceptische man uit de stad Keriot in een aanhanger die met zijn hele wezen verslaafd raakte aan de verlosser en zijn boodschap.
Judas Iskariot werd tot aan zijn dood de meest uitgesproken, meest toegewijde discipel van de man van Nazaret. Of dit in één nacht gebeurde of dat het de vrucht was van een langdurig proces van wedergeboorte, dat zullen we nooit weten, schreef Sjmoeël in zijn schrift, maar deze vraag is eigenlijk niet zo belangrijk. Judas Iskariot werd Judas de christen. De vurigste van alle apostelen. Meer nog: hij was de eerste mens ter wereld die volledig geloofde in Jezus’ goddelijkheid. Hij geloofde dat Jezus almachtig was. Geloofde dat binnenkort alle mensen van zee tot zee het licht zouden zien, en dat de verlossing naar de wereld zou komen. Maar daartoe, zo besloot Judas, die als man van de wereld het nodige begreep van public relations en hoe de boodschap weerklank kon vinden bij het grote publiek, daartoe moest Jezus Galilea verlaten en opgaan naar Jeruzalem. Hij moest de koningin in haar eigen huis veroveren, hij moest in Jeruzalem, voor het hele volk, voor de ogen van de hele wereld, een wonder verrichten dat zijn weerga niet kende sinds de dag dat God hemel en aarde schiep. Jezus die over het water liep van het Meer van Galilea, Jezus die het dode meisje en Lazarus uit de dood liet opstaan, Jezus die water in wijn veranderde en duivels uitdreef en zieken genas door handoplegging of door aanraking van de zoom van zijn gewaad, moest voor de ogen van heel Jeruzalem gekruisigd worden. Voor de ogen van heel Jeruzalem zou hij levend en wel van het kruis afdalen en gezond en wel op beide benen voor het kruis staan. De hele wereld, priesters en eenvoudige mensen, Romeinen en Edomieten en helleniseerders, farizeeën en sadduceeën en essenen, Samaritanen en rijken en armen, honderdduizenden pelgrims die naar Jeruzalem zouden komen uit het hele land en ook uit de buurlanden ter gelegenheid van Pesach, allemaal zouden ze op hun knieën vallen om te vechten om het stof van zijn voeten. Daarmee zou het koninkrijk der hemelen beginnen. In Jeruzalem. In aanwezigheid van het volk en de wereld. En uitgerekend op de vrijdag voor Pesach, de grootste van alle samenkomsten, schreef Sjmoeël in zijn schrift.’
Dat is toch aardig bedacht, vind je wel?’
- ‘”Van zee tot zee” dat klinkt als from the river to the sea, of niet soms? Zeg, die Judas van Oz begrijpt hoe verleidelijk de leer, het voorbeeld, van Jezus is – gegeven de omstandigheden van dié tijd hè – en uit wanhoop daarover verhangt hij zichzelf.’
‘Vind je niet dat de omstandigheden van toen, veel lijken op die van nu? Is de wereld niet rijp voor een messias. Waarom lach je nou?’
- ‘Vanwege Trump, het idee dat die clown en charlatan als de messias zou worden gepimpt en gepusht. Ik kom niet meer bij!’
‘Ja, mooi hè? Precies zo gaat het. Hoofdstuk 32: “Judas Iskariot moest aan touwtjes trekken, gebruikmaken van zijn goede relaties in kringen van farizeeën en priesters, hen enthousiast maken, wellicht ook steekpenningen betalen om Jezus’ kruisiging tussen twee onbeduidende misdadigers aan de vooravond van het heilige feest te regelen. Wat betreft de dertig zilverlingen, die zijn er later door jodenhaters bij verzonnen. Of misschien heeft Judas ze zelf verzonnen om het verhaal mooier te maken. Want wat moest de rijke landheer uit de stad Keriot met dertig zilverlingen? Van dertig zilverlingen kon je in die tijd net een middelmatige slaaf kopen. En wie zou zelfs maar drie zilverlingen willen betalen voor het verraden van een man die iedereen kende? Een man die geen moment probeerde zich te verbergen of zijn identiteit te ontkennen? Judas Iskariot was dus de bedenker, de impresario, de regisseur en de producent van het spektakel van de kruisiging.” ‘
- ‘Wat denk jij, gaat Trump gekruisigd worden? Stuurt hij daar zelf op aan?’
‘Trump, gekruisigd? Dat moet dan wel met spijkers van Van Leeuwen, anders gaat het mis, want Trump is een zwaargewicht.’
- ‘Spijkers van Van Leeuwen? Waar heb je het over?’
‘Nou, de apocriefe boeken hè, daar staat het in. Luister. Meneer Pastoor rijdt op een zondag in zijn Lada of Dafje door de Brabantse dreven op weg naar de kerk. Daar ziet hij langs de weg een groot billboard dat er pas moet zijn neergezet. Op dat billboard Jezus aan het kruis met de tekst: “Jezus hangt al eeuwen, met spijkers van van Leeuwen.” Daaronder het adres van de ijzerhandel van Sjeng en Sjon van Leeuwen, twee ondernemende broers. Meneer Pastoor heeft ze allebei nota bene gedoopt! Hoofdschuddend rijdt hij verder. Na de preek komen de broertjes Van Leeuwen naar hem toe. Hoe meneer pastoor hun reclamebord vindt. “Wel jongskes” zegt meneer pastoor, “dit kan echt niet, Zo gaadege niet met Onzen Lieven Heer om he? Dat moet echt anders.” De gebroeders Van Leeuwen zijn wat beteuterd, want ze hadden het toch zo goed bedoeld: commercie en religie, dat was toch synergie dachten ze. Maar goed, als meneer pastoor het zegt, zal het wel zo wezen. Ze beloven het billboard te veranderen.
De zondag daarop rijdt meneer pastoor zoals gewoonlijk naar de kerk en hij ziet het billboard weer, maar nu met een leeg kruis en de tekst: “Jezus van het kruis gepleurd. Met spijkers van Van Leeuwen was dit nooit gebeurd!” Na de preek komen de broertjes vol verwachting naar hem toe. “Is het zo goed, meneer pastoor?” Neen dus, zegt meneer pastoor, “Ge begrijpt het nog steeds niet.” Sjeng en Sjon van Leeuwen kijken elkaar niet-begrijpend en ietwat wanhopig aan. “Wel, meneer pastoor, dan trekken wij onze handen eraf, dan moet gij het maar doen, als gij het toch zo goed weet!” Meneer pastoor antwoordt dat het goed is en dat hij, met de hulp van Onzen Lieven Heer, voor een mooi en passabel billboard zal zorgen.
Terug in de pastorie tijgt meneer pastoor meteen koortsachtig aan het werk, bijgestaan door de koster, diens zwager en huishoudster Maria. Een nieuw billboard voor de broertjes Van Leeuwen. Vrijdagmiddag is de klus geklaard en staat het billboard er. Meneer pastoor belt de gebroeders Van Leeuwen om het te vertellen. Die stappen meteen in hun bolide. Bij het bord gekomen stappen ze uit om het van dichtbij te bekijken. “Het is leeg” zegt Sjeng, “zie jij wat?” Sjon koekeloert nogeens goed en ja hoor, in de linker bovenhoek, in bescheiden letters maar goed leesbaar: “Sjeng en Sjon van Leeuwen zijn soms enorme zeikerds, maar ze maken wel hééééle goede spijkers!”‘
*
citaat uit Judas van Amos Oz, 2014 Ch 45 (ISBN 9781784740504) |’Gershom Wald said with a snigger: ‘If Pilate had ordered Judas to be crucified on Jesus’ right side instead of the good_robber, Judas would have been raised by the Christians to the rank of a saint, his crucified image would adorn tens of thousands of churches, millions of Christian babies would be baptised Judas, popes would have adopted his name. Yet even so, I say to you, Judas or no Judas, Jew-hatred would not disappear. Or even diminish. With or without Judas, the Jew would continue to incarnate the role of the traitor in the eyes of the faithful.
Generations of Christians would remind us how the crowd before the crucifixion shouted “Crucify him! Crucify him! His blood be on us, and on our children.” And I’m telling you, Shmuel, the row between us and the Muslim Arabs is only a small episode in history, a brief and fleeting moment. In fifty or a hundred or two hundred years no memory of it will remain, while what is between us and the Christians is a deep, dark affair which will go on for another hundred generations. So long as each Christian baby learns with its mother’s milk that God-killers still tread the earth, or the offspring of God-killers, we shall know no rest.’ ‘