* PARKEER *
‘Tegenwoordig is het woord ‘wolf’ voor de zwarte vlekken die in sommige spiegels optreden meestal vervangen door ‘weer.’ Wolf treedt vaak op in spiegels die in vochtige, slecht-geventileerde ruimtes (badkamer) hangen.’
- ‘ Weer-wolf? Of bedoel je dat niet?’
‘Verhip, dat is een goede en eigenlijk precies het woord dat we hier van toepassing moeten achten.
De theorie achter de vernielingen van de bordjes die waarschuwen het leefgebied van de wolven niet te verstoren, luidt dat die bordjes – en de wolven natuurlijk – zijn aangebracht en moedwillig losgelaten, om te testen hoe veel wij ons laten laten aanleunen door de nomenklatoera (voorheen ook wel als ‘elites’ aangeduid).
Gaan we onszelf beperken en inhouden om de wolf niet te hinderen, of – een beetje kort door de bocht – schieten we de wolf af, of vergiftigen we de beesten, omdat die óns hinderen? Hoe veel laten we ons opdringen en gezeggen? Hoe veel laten we over onze kant gaan’
- ‘Daar zit wat in, ja. De meeste Nederlanders zijn nogal gehoorzaam, mak en meegaand. Wij emigreren eerder dan dat we in een revolutie de nomenklatoera onder de guillotine leggen en aan lantarenpalen opknopen, zoals de Fransen dat doen. Dat zie je aan de tolerantie waarmee de hysterisch-hooggestemde lyrische berichtgeving over de Oekraïne wordt getoleleerd, hoewel die natuurlijk aperte apekool is, want de Oekraïne heeft de oorlog vanaf dag 1 verloren. Intussen is er zo’n anderhalve generatie jonge Oekraïners zin- en nutteloos door de gehaktmolen gedouwd, of ze zijn levenslang fysiek verminkt en geestelijk gesloopt. And yet they keep doubling down.’
‘Ja, leuk die foto van een stel zombies van wie er een (die met de uitgestoken hand) roept: “Hááá, daar komt dan eindelijk de champagne met de kaviaar-toastjes!” Koddig en treurig-armoedig tegelijk, maar ik kan zo gauw geen andere tekst bedenken.’
- ‘Hoe heb jij het zo lang in die biotoop uitgehouden? Je spreekt uitvaring, dat is bekend.’
‘Jeugdig idealisme, vermoed ik. Zoiets? We zetten onze schouders eronder en we maken iets moois van Europa. Sámen. Dat is toch mooi?’
- ‘Is dat zo? Kweenie, ik heb nooit van kaviaar en champagne gehouden: te zout en te veel bubbels in m’n neus. Bovendien heet de vervelendste tak van mijn familie: Van steur en stoethaspel tot sukkelaars. Die zijn van adel ook nog. Wat lach je nu?’
‘Jôh, jij bent geknipt voor die biotoop. Deftig snobisme!’